Bodemdaling

De ondergrond van Nederland is in sterke mate beïnvloed door menselijk handelen. De grootste veranderingen traden op in veen- en kleigebieden waar de bodem de afgelopen 1000 jaar zo’n 10 meter is gedaald. Dit komt bovenop de altijd aanwezige grootschalige tektonische bodemdaling die van nature al plaatsvindt. Bodems in Nederland dalen vooral door het droogleggen van polders en het winnen van gas, olie, zout en grondwater. Hierbij komt nog het permanent of tijdelijk verlagen van de grondwaterstand bij bouwprojecten of grote infrastructurele en waterbouwkundige werkzaamheden, wat op zijn beurt kan leiden tot bodemdaling. In het geval de bodem onregelmatig daalt spreekt men van verschilzetting. Daling van het maaiveld in combinatie met verschilzetting kan grote problemen veroorzaken. Bovendien kan droogte in de stad leiden tot overlast en schade via het uitzakken van grondwaterstanden. De daling van de grondwaterstand kan door aanvoer van kwelwater of vanuit het oppervlaktewater worden beperkt. In veel bestaand stedelijk gebied is echter weinig oppervlaktewater aanwezig, waardoor het lastig is om de daling van de grondwaterstand te compenseren. Daarnaast heeft de bodem een laag doorlatend vermogen door de grote hoeveelheid aanwezige verharding, waardoor water slecht infiltreert en het grondwater beperkt wordt aangevuld.